Hoe laat ik een afstammingsband vaststellen wanneer de persoon in kwestie weigert mee te werken?

Wanneer kinderen geboren worden kan hun afstamming ten aanzien van hun ouders op verschillende manieren worden vastgelegd. De afstamming ten aanzien van de moeder is vaak vanzelfsprekend: gezien zij - in de meeste gevallen - zelf bevalt van het kind, geldt de ‘mater semper certa est’-regel, die stelt dat de afstammingsband met de moeder automatisch verzekerd is door de vermelding van haar naam in de geboorteakte (artikel 312 Oud BW).

Wanneer een moeder bevalt terwijl ze getrouwd is, wordt haar echtgenoot automatisch als vader vastgesteld (artikel 315 Oud BW), ook wel de ‘vaderschapsregel’ genoemd. Mocht dat niet het geval zijn, kan de partner het kind erkennen bij de gemeente (art 319 Oud BW).

Er zijn echter ook gevallen waarbij de afstamming niet bij de geboorte wordt vastgesteld. Heel wat kinderen groeien op zonder hun biologische vader en hebben geen geregistreerde afstammingsband langs vaderszijde. Sommigen van hen hebben geen behoefte om kennis te hebben van diens identiteit of om een afstammingsband te laten vaststellen.

Sommige kinderen willen wel graag meer weten over hun afkomst. Kinderen hebben trouwens ook een fundamenteel recht om hun identiteit te kennen, waaronder hun afstamming valt. Dat erkende ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie oa. EHRM 7 juli 1989, nr. 10454/83, Gaskin t. VK; EHRM 7 februari 2002, nr. 53176/99, Mikulić t. Kroatië; EHRM 13 februari 2003, nr. 42326/98, Odièvre t. Frankrijk).

Daarnaast heb je als kind ook heel wat rechten die je misschien ten aanzien van je biologische ouder wil laten doen gelden. Denk bijvoorbeeld aan onderhoudsgelden of een erfenis indien de ouder komt te sterven.

Als kind of moeder kan je in dat geval bij de rechtbank vorderen dat het vaderschap wordt vastgesteld met een vonnis. De band kan op verschillende manieren worden bewezen (artikel 324 Oud BW):

1) als er een feitelijke ouder-kind relatie is ontstaan (ook wel ‘bezit van staat’ genoemd);

2) met alle wettelijke bewijsmiddelen, zoals DNA-stalen van de vader of van zijn bloedverwanten;

3) er ontstaat een vermoeden van vaderschap als het vaststaat dat in de periode van de verwekking de ouders betrekkingen hadden.

Courante bewijsmethoden zijn bijvoorbeeld berichten of e-mails tussen de ouders over de zwangerschap, maar ook bijvoorbeeld de betaling van onderhoudsgelden van de vader aan de moeder van het kind.

De rechter kan ook op vraag van een partij of op eigen houtje beslissen een DNA-onderzoek te bevelen om de afstammingsband vast te leggen (artikel 331octies Oud BW). In zo’n geval zijn partijen algemeen verplicht om mee te werken aan de waarheidsvinding (artikel 8.4, lid 3 BW), maar omwille van het recht op privéleven en lichamelijke integriteit van de betrokkene kan de burgerlijke rechter wel niemand fysiek dwingen om DNA af te staan.

In dat geval kan de rechter wel uit de weigering een feitelijk vermoeden afleiden dat er een verwantschap is, indien de vader geen geldige reden kan aangeven voor de weigering.

Vervolgens kan de rechter op basis van dit vermoeden én samen met andere feitelijke gegevens beslissen dat het vaderschap bewezen is. Op die manier worden het fundamentele recht van het kind om zijn afkomst te kennen afgewogen tegen het recht op fysieke integriteit van de weigerende partij.

Het Hof van Cassatie maakte deze afweging aangezien de aantasting van de fysieke integriteit bij het afstaan van DNA-materiaal slechts minimaal is (Cass. 17 december 1998, AR C.96.0182.N – C.97.0294.N, Arr.Cass. 1998, 1141 en 1144).

In sommige gevallen wordt de vaststelling van het vaderschap pas gevorderd na het overlijden van de vader. Die vaststelling kan alsnog belangrijk zijn, bijvoorbeeld opdat het biologische kind ook aanspraak kan maken op zijn/haar aandeel van de erfenis. In zo’n geval zal het DNA-staal van de erfgenamen van de vader kunnen gevraagd worden, zoals zijn andere kinderen. Het Hof van Cassatie bevestigde in 2023 dat ook hier een feitelijk vermoeden van verwantschap geldt bij de weigering van de erfgenamen om mee te werken aan het DNA-onderzoek (Cass. 28 september 2023, AR C.22.0458.N, T.Fam. 2025, 143).

Deze regels gelden ten aanzien van heteroseksuele ouders die op natuurlijke wijze een kind kregen. U kan hier ook informatie vinden over specifieke regels voor meemoeders (link) en verwekking via medisch begeleide voortplanting (link).

Indien u hierover vragen hebt en bijstand wilt in een procedure rond afstemming kan ons kantoor u bijstaan.